Maannacht
Het was, alsof de hemel de aarde stil had gekust.
Zodat zij in een regen van bloesem van hem nu dromen moest.
De wind ging over de velden, de aren golfden mee.
De wouden ruisden zacht. Zo sterrenstralend was de nacht.
En mijn ziel spande wijd haar vleugels uit.
Vloog door de stille landen, als vloge zij naar huis.
Josef von Eichendorff
September
De tuin treurt.
Koel valt in de bloemen de regen.
De zomer miezert stil zijn einde tegemoet.
Als goud, zo druppelt blad na blad neer uit de hoge acacia.
De zomer glimlacht verbaasd en mat in de stervende dromentuin.
Lang nog bij de rozen blijft hij staan,
verlangend naar rust.
Langzaam doet hij de moe geworden ogen toe.
Hermann Hesse
Avondrood
Wij zijn door nood en vreugde hand in hand gegaan.
En rusten samen na het dwalen in de stilte van het land.
Rondom ons verzinken de dalen, en donkert al de lucht.
Nog stijgen twee leeuweriken na-dromend, in de avondgeur.
Kom, laat hen scheren en zingen, dra is het slapenstijd.
Opdat we niet verdwalen in deze eenzaamheid.
Oh, weidse, stille vrede, verzonken in avondrood,
hoe zijn we ’t wandelen moede. Neigt hier ons toe de dood?
Joseph von Eichendorff
Bij het slapen gaan
Nu heeft de dag mij moe gemaakt,
zal mijn hunkerend verlangen vriendelijk
de sterrennacht als een moe kind ontvangen.
Handen, laat al het doen. Frons, vergeet al uw denken.
Al mijn zinnen willen nu in sluimering verzinken.
En de ziel wil onbewaakt in vrije vluchten zweven,
om in de betovering der nacht
diep en duizendvoudig te leven
Hermann Hesse
Schelp
De zeeschelp in mijn hand, is vandaag op het strand door de zee neergelegd.
Haar zwijgen zegt dat de wereld vergaat en niets bestaat dan alleen de zee.
Alle wel en wee is maar vloed en ebbe.
Ik wil niets meer hebben en leg de schelp neer bij de zee.
Roland Holst
De kleine waterplek
Soms ga ik al vermoeden, dat de zee -omdat zij sterk schijnt-
wel heel mijn leven de onstuimige waarheid blijven zal,
waarmee ik hier de wereld kan weerstreven bij tij en ontij.
Maar dat ik ten laatste het wezen van den groten dood ontdek
bij de kleine waterplek,
die zo stil den wilden avondval weerkaatste.
Roland Holst
De laatste stad
Aan het roer dien avond, stond het hart.
En scheepte maan en bossen bij zich in.
En zeilend over spiegeling
van al wat het geleden had,
voer het met wind en schemering
om boeg en tuig,
voorbij de laatste stad.
Gerrit Achterberg